Schrijnend

Op een school voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK/ Cluster 3), wordt momenteel hard aan verslagen gewerkt. De leerlingen van deze Speciaal Onderwijs (SO) en Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) school, hebben bijna allemaal een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) nodig. Voordat de Wet Passend Onderwijs inging, hebben deze kinderen een Indicatie van de Commissie van Indicatiestelling gekregen, waarin staat dat ze toegelaten mogen worden tot de school. Sommigen voor bepaalde tijd, anderen voor de rest van hun schoolloopbaan. Deze laatste groep bestaat bijvoorbeeld uit kinderen met een intelligentieniveau van onder de 35.

Door de nieuwe Wet zijn de eerder afgegeven indicaties niet geldig meer, en moet er opnieuw door de school ‘bewezen’ worden dat de leerling op zijn plek zit, en echt niet naar een andere vorm van onderwijs kan. Het Speciaal Onderwijs kost meer geld: er zijn speciale voorzieningen, minder leerlingen per klas, meer mankracht per klas, enz. Daarom wil de overheid, dat hier alleen kinderen terecht komen die niet op een andere vorm van onderwijs kunnen functioneren: regulier onderwijs als het kan, speciaal onderwijs als het moet. Op zich geen gekke gedachte natuurlijk, en er zitten zeker positieve kanten aan de nieuwe Wet. Maar, deze regelgeving brengt ook met zich mee, dat een onafhankelijke gedragsdeskundige haar mening moet geven over de leerlingen; waarom vind ík, dat deze leerling hier moet blijven? Bij het schrijven van de argumenten, is het bij het ene kind minder makkelijk te formuleren, dan bij het andere kind. Maar, op het moment dat er zinnen staan als ‘Loes (van 15 jaar oud), draagt een luier, maar kan deze sinds kort zelf verschonen’), vraag ik mij toch af wat de meerwaarde van mijn advies nog is. Welk mens kan met gezond verstand deze informatie van school lezen en zich dan nog afvragen of dit meisje niet naar het Praktijk Onderwijs (PRO, laagste vorm van regulier voortgezet onderwijs) kan?

De commissie neemt haar beslissing nu op basis van een ‘papieren kind’. Er zitten hele klassen bij, waarover uitgebreide verslagen door de betrokkenen worden geschreven, terwijl de TLV commissie in één oogopslag zou kunnen zien dat een andere vorm van onderwijs voor deze kinderen niet haalbaar is. Dat zou de mensen die het schrijven, en de commissieleden die dat allemaal moeten lezen, een heleboel tijd schelen. En die tijd kan men dan weer gebruiken voor het belangrijkere werk, met de kinderen, in plaats van computerwerk. Maar ze willen niet komen; zo werken ze niet.

Schrijnend, toch?