Playing-2-gether

Onlangs was ik aanwezig bij een inspiratiesessie over Playing-2-gether. Een methodiek die mij inderdaad inspireerde en waarvan ik hoop dat het door veel leerkrachten zal worden overgenomen.

Soms loopt het tussen een leerkracht en een leerling in de groep niet zo lekker. Leerkrachten kunnen niet met alle kinderen dezelfde band opbouwen, karakters zijn immers altijd verschillend en zorgen voor wisselende interactiepatronen. Wanneer de relatie echter verstoord is en de leerkracht niet goed in contact komt met de leerling, kan de interventie van Playing-2-gether wellicht helpend zijn.

Bij Playing-2-gether ligt de focus op het versterken van de relatie tussen de leerkracht en kleuter door samen met het kind te spelen. Het is een project dat is uitgezet in meerdere landen en gericht op groep 1,2 en 3. Echter, ook bij leerlingen uit hogere groepen kan het zinvol zijn, wellicht op een iets andere manier uitgevoerd. 

De methode werkt in een notendop zo, dat de leerkracht drie keer per week 10 minuten 1-op-1 speelt met de betreffende leerling. Het is belangrijk dat de leerkracht hierbij exclusieve aandacht voor de leerling kan hebben. De leerkracht past verschillende technieken toe (niet altijd tegelijk), om de betrokkenheid bij de leerling aantoonbaar te maken en te vergroten. Zo kan de leerkracht de leerling in eerste instantie enkel observeren, kijken wat hij/zij doet, om daarna mee te doen met het spel. Er wordt vervolgens gespiegeld, zonder zelf spel toe te voegen. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de leerling het spel leidt en het gevoel van autonomie ervaart tijdens het spelen, terwijl het merkt dat de leerkracht beschikbaar, benaderbaar en sensitief is. 

Er werd een positief effect gemeten na dit 6-8 weken te hebben uitgevoerd (onderzoek).

Een informatief filmpje kun je hier bekijken!

Acceptatie of angst?

Hij is nog maar vier, zo klein, zo aandoenlijk. Het liefst zou ik hem op schoot nemen, knuffelen en beschermen. Het gedrag dat hij laat zien, roept deze gevoelens bij me op. In het grote lokaal, met 25 andere kinderen uit groep 1 en 2, lijkt hij te verdrinken. De prikkels zijn hem te veel, of komen juist niet binnen. Om deze emoties te kunnen reguleren, houdt hij zijn handen voor zijn oren, wiegt hij heen-en weer, en maakt ratelende geluidjes. Aanrakingen vindt hij niet prettig, plotselinge geluiden of juist zacht gefluister zorgen ervoor dat hij schrikt of wegdraait. Routines worden niet door de juf van de klas bepaald, maar door zijn innerlijke juf. Aan deze routines móet hij vasthouden, meedoen met de klas is niet haalbaar als het niet bij zijn eigen plannetje hoort. De klas is een klas op een reguliere school, met kleuters die zich, over het algemeen, ‘gemiddeld’ ontwikkelen. Deze kleuters zijn zindelijk, kunnen praten, begrijpen de juf, kennen de regels en willen met elkaar spelen. Dit jongetje heeft deze behoeften en vaardigheden niet.

Ouders accepteren hun kind zoals hij is; “het komt wel goed, hij heeft wat meer tijd nodig”. Zij zijn betrokken, liefdevol en geven aan zich niet ongerust te maken. Omdat hij binnen een aantal weken gaat verhuizen en er door Corona geen fysiek contact mogelijk is met ouders binnen de school, ontbreekt de mogelijkheid tot het kweken van een vertrouwensband. Graag zou ik samen met hen zoeken naar het juiste pad, maar het inzien van de noodzaak hiervan ligt nog een aantal kilometers bij hen vandaan. De jongen wordt daarom met zorgvuldige bewoordingen overgedragen aan de nieuwe school, in de hoop dat deze de juiste hulp zullen opstarten.

Een onvoldaan gevoel, is wat mij rest.

 

 

NotaBene

Het ontwikkelen van taal is, volgens taalexperts, de belangrijkste vaardigheid bij jonge kinderen. Bij een taalachterstand dient er zo snel mogelijk te worden gezocht naar de oorzaak en een manier om dit op gang te krijgen. Ondanks de periodieke controles bij het centrum voor jeugd en gezin, waarbij toch duidelijk zal zijn geworden dat hij niet sprak, is bij deze jongen geen logopedie of taalonderzoek gestart. Het is een van de vele casussen die er tussendoor glippen, nu de VTO (Vroeg Tijdige Onderkenning) teams zijn opgeheven in Amsterdam. 

Beter bij de les! Of toch niet..?

Afgelopen maanden voerde ik gelijktijdig bij twee leerlingen de training ‘Beter bij de Les’ uit. Deze training is met name gericht op het verbeteren van de executieve functies, waaronder bijvoorbeeld het werkgeheugen valt.

Beide leerlingen werden aangemeld vanwege gedragsproblemen in de klas: matige werkhouding, korte spanningsboog, veel roepen door de klas, niet goed luisteren en als gevolg hiervan onvoldoende schoolresultaten. Ook werd  bij beide kinderen niet uitgegaan van een beneden gemiddeld intelligentieniveau; ze zouden mee moeten kunnen komen met de lesstof.

Na de benodigde diagnostiek te hebben uitgevoerd, kon de training beginnen. Al gauw viel een verschil op: leerling A was zeer gemotiveerd, enthousiast en welwillend. Hij bleef dit ook gedurende de duur van de training (25 sessies, verdeeld over 6 weken). Leerling B was de eerste sessies ook enthousiast en blij met de individuele aandacht. Maar al gauw sloeg dit om en werd het gedrag meer tegendraads; de onwil nam toe en grenzen werden opgezocht. Voor een goed effect van de training, is het belangrijk dat een aantal opdrachten elke sessie worden uitgevoerd. Voor leerling B werd het steeds moeilijker en uiteindelijk zelfs onhaalbaar, om deze opdrachten uit te voeren.

Ondanks al mijn kennis en vaardigheden op het gebied van leer-en gedragsmoeilijkheden, lukte het me niet om leerling B weer op de rit te krijgen. De sessies werden steeds meer een moment om de leerkracht even te ontlasten (het gedrag in de klas werd ook steeds moeilijker hanteerbaar), dan dat we nog bezig waren met het doel van de training.

Weken na de afronding van de training met beide leerlingen, hoor ik over leerling A positieve geluiden: betere leerresultaten, motivatie voor het schoolwerk is terug, de werkhouding is positiever. De bewegingsonrust is wel nog sterk aanwezig, onderzoek naar ADHD wordt aangevraagd. Leerling B redt het helaas niet; een toelaatbaarheidsverklaring voor het Speciaal Basis Onderwijs gaat de deur uit.. Hierbij stelt het mij gerust om te weten dat school de training heeft ingezet bij deze leerling als ‘laatste mogelijkheid’, waardoor ik de potentiële effectiviteit van de training niet in twijfel trek. De diagnostiek voorafgaand aan de training is echter wél een leerpunt: deze zal ik voortaan grondiger (dan de richtlijn aangeeft) uitvoeren.

Getraumatiseerde baby

Een meisje wordt aan het begin van dit schooljaar bij mij aangemeld. Haar school vraagt om extra individuele ondersteuning op leergebied. Het meisje behaalt tot dusver redelijke resultaten, maar school besluit preventief te handelen omdat zij vermoeden dat het meisje anders achter gaat raken.

Ze heeft geen cognitieve beperkingen. Ze is niet dyslectisch. Ze lijkt geen rekenstoornis te hebben. Haar begrip is in orde. Waarom dan toch dit verzoek van haar school..? Omdat het een getraumatiseerd meisje is. Ze heeft voor haar derde levensjaar te maken gekregen met geweld in de thuissituatie. Meer details krijg ik niet. Ze is destijds uit huis geplaatst en woont sindsdien bij een familielid, waar het goed gaat. Maar het geweld zit nog in haar hoofd. En daardoor ook in haar lijf, haar gedrag. Sociale contacten verlopen daardoor zeer moeizaam, vriendinnetjes heeft ze niet.

Aanvankelijk gaat het goed. Ze is gemotiveerd en vindt het geen probleem om tweewekelijks te worden opgehaald om buiten de klas met mij te werken. Met vlagen is ze een les wat onrustiger. Soms ook opstandig. En vooral meer fantasierijk in haar verhalen. Er komen dan allerlei gebeurtenissen voorbij, die maar moeilijk te geloven zijn. Zonder er jegens haar al te veel aandacht aan te schenken, uit ik mijn zorgen bij de leerkracht.

Het meisje is met EMDR (traumatherapie) gestart, en de momenten dat ik haar onrustig vond, bleek ze net een sessie te hebben gehad. De leerkracht merkte dit ook in de klas. Meestal duurde dit een aantal dagen, en trok haar gedrag dan weer bij. Zo niet sinds de kerstperiode. De onrust nam toe, ze zocht steeds meer grenzen op en weigerde soms te praten of werken. Er volgt een overleg met haar behandelaar, waaruit naar voren komt dat de therapie de komende periode zwaarder wordt, omdat de heftigste gebeurtenissen uit haar babytijd behandeld zullen worden. Op school moeten we ons hier op voorbereiden en haar zoveel mogelijk structuur en begrenzing bieden.

Omdat er in haar koppie duidelijk geen ruimte is voor kennisoverdracht en het bovendien de dagelijkse structuur onderbreekt, wordt mijn ondersteuning gepauzeerd. Het heeft nu geen prioriteit, het meisje zal al haar energie nodig hebben voor het “opruimen” van het trauma. In plaats daarvan glimlach ik bemoedigend naar haar als ik haar tegenkom in de wandelgangen, en hoop ik dat ze de pijn gauw een plekje kan geven.

Van uitstel komt afstel

In januari 2016 volgde ik een cursus voor de training Dappere Dino’s. Dit is een training voor kinderen uit groep 3 en 4 (6-8 jaar) van gescheiden ouders. Uitgangspunt is dat het een preventieve interventie betreft; de ouders zijn recent uit elkaar gegaan en er wordt mee voorkomen dat kinderen hier (veel) last van krijgen.

Omdat mijn ouders scheidden toen ik 11 jaar was, mijn broertje 5, en mijn broer 13, weet ik uit ervaring wat dit voor gevolgen op deze verschillende leeftijden en sekses kan hebben. Voor buitenstaanders leek het in mijn geval niet alsof ik veel moeite met de scheiding had: ik maakte de basisschool goed af, had veel vriendjes en vriendinnetjes, slaagde binnen de reguliere tijd voor mijn VWO en gedroeg me redelijk voorbeeldig op school. Van binnen was het een ander verhaal; ik at slecht, was verdrietig, zocht steun en aandacht bij de buurvrouw die ik nauwelijks kende en had vriendjes met, laten we zeggen, behoorlijk puberaal gedrag. Pas als jongvolwassene kon ik de periode achter me laten en accepteren dat de scheiding niet ongedaan zou worden gemaakt. Mijn beide broers vertoonden ander, meer naar buiten gericht (‘externaliserend’) gedrag; zowel de jongste als de oudste deden dingen die in onze maatschappij niet geaccepteerd worden. Hulpverlening, in welke vorm dan ook, was voor ons alle drie goed geweest.

Momenteel ben ik bezig met het aanvragen van subsidie, om de Dappere Dino’s training te mogen geven. Dit is nodig, omdat er veel uren door zowel mezelf als een co-trainer in zitten. Omgerekend zou hier een fors bedrag tegenover moeten staan, als ouders dit zelf zouden moeten betalen. Ik vind het echter niet wenselijk als de training alleen voor kinderen van ouders met geld toegankelijk is.

Zojuist kreeg ik een mail: de gemeente maakt gebruik van de volgende regelgeving: “Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) artikel 8 lid 3.”. Oftewel, ze stellen hun besluit met 28 dagen uit, waardoor ik het uiterlijk 28-12-2016 te horen krijg. En laat ik nou in de subsidieaanvraag gepland hebben om begin januari 2017 te starten, met de weken daarvoor als acquisitietijd, voorbereidingstijd en het voeren van intakegesprekken met ouders. Zullen ze bij de gemeente begrijpen, dat me dat zo dus niet gaat lukken…?

Zomervakantie

Het is weer tijd voor de langste vakantie van het jaar, welke ik dit jaar met dubbele gevoelens in ga. Normaal gesproken was ik erg toe aan de zomervakantie, en kon ik het werk eenvoudig loslaten. Dit jaar is dat anders: een klein jaar geleden is KindAdvies Amsterdam geboren, en met veel trots en ook zeker nog een gezonde dosis verbazing, concludeer ik dat het een succesvol (school)jaar is geworden, waarin ik mijn werk naar eigen interesse en wensen heb kunnen indelen en uitvoeren.

Mede dankzij deze ervaring, is mijn vakantiegevoel ditmaal anders: voor de kinderen die ik nu begeleid, heb ik een sterker verantwoordelijkheidsgevoel dan ooit tevoren. Natuurlijk gingen de lieve, onzekere, actieve en met name kwetsbare kinderen uit het verleden mij ook aan het hart. Maar vanuit je eigen bedrijf aan de slag gaan met de zeer diverse hulpvragen, zorgt voor een heel andere ‘werkmodus’: je wilt het nóg beter doen en de kinderen het liefst zo onbezorgd en gelukkig mogelijk de vakantie in laten gaan, om daarna met vernieuwde energie weer door te gaan met waar je gebleven was.

Tegen de kinderen die ik individueel begeleid, heb ik in de laatste les stuk voor stuk benadrukt hoe belangrijk het was dat ze de tafels, spellingsregels, etc., met regelmaat blijven oefenen in de vakantie. Daar tegenovergesteld, vind ik het minstens zo belangrijk dat ze moeten genieten van hun welverdiende vrije tijd. Het is een feit dat de lesstof wegzakt in de zomer, zeker bij deze kinderen, waarbij het leren (door allerlei redenen) al niet vanzelf gaat. Maar uiteindelijk kan ik niet van ze verlangen de benodigde discipline op te brengen om dit op peil te houden, en ook niet van hun ouders. Ik maak daarom vast plannetjes om hun kennis na de vakantie op een leuke manier weer op te frissen. Maar, dat hoeven zij natuurlijk niet te weten ;-).

Fijne vakantie gewenst en tot volgend schooljaar!

De ideale (onderwijs)wereld

Ik werd gevraagd mee te denken over de ideale onderwijssituatie. Een lastige vraag, omdat ‘out of the box’ denken niet mijn sterkste kant is.

De neiging om te beginnen met denken aan kleine klassen, veel individuele begeleiding en onderwijs passend bij ieder uniek kind, was groot. Maar, het mocht verder gaan dan dat: moet de ideale vorm van onderwijs überhaupt in een school plaatsvinden? Moeten er klassen zijn en zo ja, moeten deze worden ingedeeld naar leeftijd? Moeten alle kinderen alle vakken volgen? Moeten kinderen per se zo lang mogelijk op school zitten, in ieder geval het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs doorlopen? Moeten ze beginnen als ze vier zijn? Moet er getoetst worden wat het niveau is van een kind? Moet er diagnostiek plaatsvinden als er vragen zijn over de ontwikkeling van een kind?

Heel veel vragen, die een idee geven hoe je verder kunt denken dan de manier waarop het onderwijs momenteel geregeld is. Het leuke is, dat we al pratend tot een mooi ideaalbeeld kwamen: het uiteindelijke doel in het leven, is voor eenieder dat hij of zij gelukkig is: het welbevinden staat voorop. Wanneer dit doel bereikt is, doet de hoogte van de Cito-scores, je intelligentieniveau en meer van dit soort schoolse zaken, er eigenlijk niet meer toe. Want, als iedereen gelukkig is met hoe hij is en wat hij doet in het leven, is een kind van negen dat stopte met school omdat hij graag op de boerderij van zijn ouders wilde werken, even ‘goed bezig’ als een volwassene van 21 die volledig uit eigen beweging studeert voor antropoloog.

Buiten de kaders denken is best verfrissend, het belang van het benadrukken van de sterke kanten van een kind wordt zo wederom heel duidelijk.

Ik ben benieuwd: wat is volgens jou de ideale onderwijsvorm?

Schrijnend

Op een school voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK/ Cluster 3), wordt momenteel hard aan verslagen gewerkt. De leerlingen van deze Speciaal Onderwijs (SO) en Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) school, hebben bijna allemaal een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) nodig. Voordat de Wet Passend Onderwijs inging, hebben deze kinderen een Indicatie van de Commissie van Indicatiestelling gekregen, waarin staat dat ze toegelaten mogen worden tot de school. Sommigen voor bepaalde tijd, anderen voor de rest van hun schoolloopbaan. Deze laatste groep bestaat bijvoorbeeld uit kinderen met een intelligentieniveau van onder de 35.

Door de nieuwe Wet zijn de eerder afgegeven indicaties niet geldig meer, en moet er opnieuw door de school ‘bewezen’ worden dat de leerling op zijn plek zit, en echt niet naar een andere vorm van onderwijs kan. Het Speciaal Onderwijs kost meer geld: er zijn speciale voorzieningen, minder leerlingen per klas, meer mankracht per klas, enz. Daarom wil de overheid, dat hier alleen kinderen terecht komen die niet op een andere vorm van onderwijs kunnen functioneren: regulier onderwijs als het kan, speciaal onderwijs als het moet. Op zich geen gekke gedachte natuurlijk, en er zitten zeker positieve kanten aan de nieuwe Wet. Maar, deze regelgeving brengt ook met zich mee, dat een onafhankelijke gedragsdeskundige haar mening moet geven over de leerlingen; waarom vind ík, dat deze leerling hier moet blijven? Bij het schrijven van de argumenten, is het bij het ene kind minder makkelijk te formuleren, dan bij het andere kind. Maar, op het moment dat er zinnen staan als ‘Loes (van 15 jaar oud), draagt een luier, maar kan deze sinds kort zelf verschonen’), vraag ik mij toch af wat de meerwaarde van mijn advies nog is. Welk mens kan met gezond verstand deze informatie van school lezen en zich dan nog afvragen of dit meisje niet naar het Praktijk Onderwijs (PRO, laagste vorm van regulier voortgezet onderwijs) kan?

De commissie neemt haar beslissing nu op basis van een ‘papieren kind’. Er zitten hele klassen bij, waarover uitgebreide verslagen door de betrokkenen worden geschreven, terwijl de TLV commissie in één oogopslag zou kunnen zien dat een andere vorm van onderwijs voor deze kinderen niet haalbaar is. Dat zou de mensen die het schrijven, en de commissieleden die dat allemaal moeten lezen, een heleboel tijd schelen. En die tijd kan men dan weer gebruiken voor het belangrijkere werk, met de kinderen, in plaats van computerwerk. Maar ze willen niet komen; zo werken ze niet.

Schrijnend, toch?

Gezellig op vakantie?!

Een vriendin mailt me vanaf haar vakantieadres met een vraag. Ze omschrijft een jongetje van vier jaar oud, met beide ouders op vakantie, moeder weer zwanger. Het jongetje vertoont, in haar optiek, abnormaal gedrag. De vriendin heeft zelf een zoontje van 2,5 en vraagt mij of dit is hoe hij zich straks zal gaan gedragen. Ze maakt zich zorgen, al denkt ze wel te weten dat het jongetje niet ‘gemiddeld’ is. De mail omvat een gedetailleerd verslag van zijn gedragingen: onbeleefd richting onbekende volwassenen en kinderen (schreeuwt: “wat moet je?!” Als er naar hem gekeken wordt), krijgt een woede-uitbarsting als hij zijn zin niet krijgt, wil andere kinderen pijn doen, praat voortdurend over poep en plas. Ouders lijken zich om beurten op de hotelkamer af te zonderen om uit te rusten. De vriendin vraagt zich af of het jongetje misschien ADHD heeft, of PDD-NOS? Ze is geen kenner op dit gebied en vraagt mij aan welke diagnose(s) ik denk.

Tegelijkertijd beschrijft ze zelf al de meest waarschijnlijke oorzaak van dit gedrag: vader geeft aan dat hij vindt dat het jongetje zelf zijn grenzen moet leren kennen (ondanks de zeer gevaarlijke situaties die dit soms oplevert), moeder is erg (te) lief en lacht het weg als hij zich misdraagt, en áls ze al een grens trekt, ontkracht ze deze vervolgens volledig door het jongetje na de straf een kusje of knuffel te geven. Waarna het jongetje weer volledig over haar heen walst.

Consequent zijn en grenzen stellen, je hoort zó vaak hoe belangrijk het is bij het opvoeden van kinderen. Het jongetje is een klassiek voorbeeld van wat er kan gebeuren als je dat niet doet, wat overigens niet wegneemt dat er nog meer aan het gedrag ten grondslag zou kunnen liggen. Al denk ik dat het in dit geval een kind is waar later inderdaad een stempel op gedrukt wordt, omdat hij ‘onhandelbaar’ is op school, en de oorzaak dan vaak nog te weinig in de opvoeding wordt gezocht. Ondanks dat je als ouders vaak wel weet wat het beste is, is het makkelijker gezegd dan gedaan. Want als je schattige kind een zacht (of hard) huiltje opzet als het zijn of haar zin niet krijgt, ben je daar als ouder uiteraard gevoelig voor. En dan blijkt opvoeden toch best een ingewikkelde zaak ;-).

Regelmaat als basis

Waar het ene kind wisselende slaaptijden en slaapplaatsen allemaal prima vindt, kan het andere kind hier wat onrustig of zelfs volledig van de kaart door raken. In het laatste geval kan de omgeving het kind als ‘een moeilijke slaper’ of ‘onrustige baby’ bestempelen, terwijl dit een hele normale reactie is van baby’s en (jonge) kinderen.

Wij brengen onze dochter met veel structuur en regelmaat op. Niet alleen op het gebied van slapen, maar ook het gehele dagritme is van kleins af aan vastomlijnd geweest. Zij was enorm gebaat bij deze duidelijke volgorde van gebeurtenissen en ook haar oppassers hadden op die manier direct door wat haar behoefte was als ze bijvoorbeeld huilde.

Nu ze groter wordt, proberen we hier flexibeler mee om te gaan. Toen we afgelopen zomer rondreisden kon zij goed met de steeds veranderende situatie omgaan. Echter, vorige week verbleven wij in een ander huis, en heeft zij drie dagen moeten wennen aan de nieuwe situatie. Zij is weer wat ouder en bewuster van haar omgeving, maar omdat ze nog niet kan vertellen wat er mis is, blijft het gissen naar de oorzaak. Omdat we vermoedden dat het de verandering was, brachten we structuur terug door een bepaalde volgorde van gebeurtenissen in te voeren. Zodra ze dit begreep, hadden we ons vrolijke meisje terug!