Mannen in de kinderopvang

Precies vijf jaar geleden kwam aan het licht, dat een groot aantal kinderen van twee kinderdagverblijven in Amsterdam slachtoffer waren van seksueel misbruik door in ieder geval één mannelijke medewerker.

Sindsdien is het voor mannen veel moeilijker om werk te krijgen in de kinderopvang. Sommige kinderdagverblijven hebben zelfs het beleid om geen mannen aan te nemen voor het werk op de groepen. Het is nog steeds een heel gevoelig onderwerp en de reacties van ouders zijn zeer wisselend. Ik hoor ouders die zeggen dat ze het belachelijk vinden en mannen net zo goed op de groep kunnen werken als vrouwen. Maar ook de uitspraak ‘als er mannen werken zou ik mijn kind er niet inschrijven’ heb ik gehoord, net als ‘zodra er een man komt werken haal ik mijn kind van die crèche af’.

Mede door de gebeurtenis in 2010, heeft de GGD in 2013 het vierogenprincipe ingevoerd. Het gaat er daarbij om dat medewerkers elkaar met ogen of oren in de gaten kunnen houden. Dit mag dus bijvoorbeeld ook met een camera zijn, wanneer een medewerker alleen op de groep staat. Het zou moeten voorkomen dat zoiets als in 2010, opnieuw gebeurt. Maar het principe geldt niet voor gastouders, omdat ouders deze zelf kiezen, en ervan uit wordt gegaan dat het bemiddelingskantoor plus de ouders zelf zorgen voor een terecht vertrouwen in de gastouder. Ik zet hier mijn vraagtekens bij: over de man die verantwoordelijk was voor het misbruik, zeiden veel ouders achteraf een “onderbuikgevoel” te hebben gehad dat er iets mis was, maar net zo goed waren er ouders die deze man vertrouwden en hun kind zelfs bij hem thuis brachten.

Ik denk dat ik als ouder naar mijn onderbuikgevoel zou luisteren. Dit geldt niet alleen voor mogelijk seksueel misbruik, maar ook voor de meer algemene verzorging van mijn kind (aandacht, liefde, getroost worden, op tijd naar bed worden gebracht, voedingsbeleid, etc.). Je laat je nog kleine, zeer afhankelijke kind achter bij een ander, dan móet je gevoel goed zijn. Ik ben benieuwd hoe lang de nasleep van deze zaak nog duurt, en ook hoe het nu met de betrokken ouders en kinderen gaat.

Elfje

Bij een cursus die ik volgde over rouw- en verliesverwerking bij kinderen, kregen de cursisten de volgende opdracht: kies uit deze stapel kaarten twee dieren uit: één die je associeert met jezelf (op wat voor manier dan ook), en één die je associeert met de overleden persoon die je in gedachten hebt. Ik koos een kaart van een kameleon en van een vogeltje.

De kameleon staat voor mezelf: ik neem in allerlei situaties een andere, passende ‘kleur’ aan. In de verschillende rollen die ieder mens heeft (als vrouw, partner, moeder, collega, etc.) gedraag je je weer een beetje anders. De overleden persoon die ik in gedachten nam was Claar: een lieve, spirituele (zweverig als een vogel) vrouw die in mijn ogen erg goed wist wie ze was en ook was wie ze wilde zijn. Vandaar dat ik voor haar een mooi vogeltje koos.

De opdracht was vervolgens om een Haiku, Elfje, verhaaltje of gedichtje over een ontmoeting tussen deze twee dieren te schrijven. Ik schreef dit Elfje:

 

Claar

Ik verkleur

Jij niet meer

Ben je nu vrij?

Gevlogen

 

Een erg mooie, en emotionele opdracht, die iedere cursist heel serieus uitvoerde. Bij het voorlezen van al de geschreven stukjes vloeiden her en der tranen. Ik vond het heel leerzaam, omdat je zo ook goed voelt wat je van kinderen vraagt wanneer ze bij je komen voor rouwbegeleiding.

Te jong voor woorden

Een meisje van 5 groeit op in turbulente thuissituatie. Ze is getuige geweest van huiselijk geweld (vader richting moeder) en vader blijkt er in het geheim een tweede gezin op na te houden, waar hij het meisje soms stiekem mee naartoe neemt. Het meisje is in groep 1 op het regulier basisonderwijs gestart, maar dit gaat al gauw mis. Ze vertoont ernstige gedragsproblemen; schoppen, bijten, slaan, etc. De veiligheid van de andere kleuters is in het geding. Er wordt een traject opgestart om haar op een passende plek te krijgen. Dit wordt een groep in de ‘Jonge Risico Kinderen’ voorziening, welke bedoeld is als observatieplek voor kinderen van 4-6 jaar die (nog) niet mee kunnen komen in het reguliere onderwijs. Het meisje en haar moeder krijgen hiernaast van verschillende instanties hulp.

Na een halfjaar is er verbetering te zien: het meisje zit inmiddels in groep 2, vader is min of meer uit beeld, thuis is het doorgaans rustig en de gedragsproblemen zijn sterk afgenomen. Ik neem, omdat dit eerder nog niet gelukt is en er wel vraag naar is, een intelligentieonderzoek bij haar af. Hierbij laat ze opstandig gedrag zien zodra ze tijdsdruk ervaart of denkt dat ze iets niet kan. Ze wordt boos en huilt, maar is met complimenten en aanmoediging weer goed aan het werk te krijgen. Het is een wereld van verschil die in relatief korte tijd bewerkstelligd is, ik vind het mooi om te zien en ben blij dat haar leven een positieve wending lijkt te nemen.

Dag oma

 Kinderen van alle leeftijden krijgen met verlies te maken, van een knuffel kwijtraken op straat, het overlijden van een huisdier, tot de dood van een familielid. Voor de omgeving is het soms moeilijk om te weten hoe je hier het beste mee om kunt gaan.

Een vriend van mij vroeg mij advies. Zijn moeder is ongeneeslijk ziek en hij heeft een zoontje van 2,5 jaar, die erg gek op zijn oma is. Omdat het jongetje nog zo klein is, zou je kunnen denken dat hij niet betrokken hoeft te worden in het hele ziekteproces. Toch is het beter, om ook kleine kinderen zoveel mogelijk op de hoogte te brengen van wat er gaande is. Zij voelen dat er iets mis is, krijgen de emoties van hun ouders en andere betrokkenen ook mee, maar kunnen deze niet plaatsen als het niet uitgelegd wordt. Hierdoor kunnen ze angstig worden, en bovendien lijkt het dan alsof het niet toegestaan is om verdrietig te zijn. Zo leren ze niet om met verlies en bijbehorende emoties om te gaan, wat op latere leeftijd voor problemen kan zorgen.

Om je te helpen met de uitleg aan je (jonge) kind, zijn er boekjes verschenen van bijvoorbeeld Dick Bruna (Lieve oma Pluis) en Max Velthuijs (Kikker en het vogeltje). Wil je meer weten over de verwerking van rouw bij kinderen, neem dan contact met mij op.

Achter het harnas schuilt verdriet

Een meisje dat ik wekelijks zie voor dyslexiebehandeling, zit voor de tweede keer in groep 4. Door de ernstige mate van haar lees-en spellingsproblemen, was een doublure noodzakelijk. Het meisje pakt de stof vlot op en werkt binnen korte tijd op hetzelfde niveau als haar groep. Omdat ze alles voor haar gevoel driedubbel moet doen, zet ze na een aantal maanden de hakken in het zand. Elke week neemt haar rebelse gedrag toe en wordt het huiswerk minder goed gedaan. Omdat de situatie hierom vraagt, ga ik met haar in gesprek. Ze blijkt erg veel last te hebben van de thuissituatie: haar ouders zijn al enige tijd gescheiden, maar maken nog steeds ruzie. Het meisje krijgt hier veel van mee, en moeder gebruikt de ‘dyslexiemap’ van het meisje in het getouwtrek (ze weigert deze mee te geven aan vader wanneer het meisje een week daar is, waardoor ze niet verder kan werken). Ik nodig ouders uit voor een gezamenlijk gesprek, zo kan het niet langer.

Ouders komen, al voordat het gesprek plaatsvindt, tot de conclusie dat de behandeling maar even moet pauzeren. Het is te belastend voor het meisje. Ik vind dit erg moeilijk, omdat het mijns inziens door ouders komt dat het niet goed gaat met het meisje. Wanneer ze met de dyslexiebehandeling stoppen, kan ik geen oogje meer in het zeil houden. Gelukkig hoor ik later, dat de school van het meisje om een groot overleg heeft gevraagd, waar beide ouders en de betrokken psycholoog van moeder bij aanwezig zullen zijn. Hopelijk komt hier een oplossing uit naar voren, hoe ouders tot een positieve omgangsvorm kunnen komen.

In november volg ik een cursus, o.a. gericht op het begeleiden van kinderen die verstrikt raken in de strijd tussen scheidende ouders. Hierna zal ik mijn hulpverleningsaanbod verder uitbreiden, met de mogelijkheid tot ondersteuning van deze kinderen en hun ouders.

Door het doolhof naar het geld

Een meisje is voor de zomervakantie aangemeld voor dyslexieonderzoek. Na vast te hebben gesteld dat er sprake is van ernstige achterstanden op het gebied van lezen en spelling, die niet in overeenstemming zijn met haar intelligentieniveau, krijgt ze een dyslexieverklaring. Ze zit inmiddels in groep 8, maar leest en spelt op het niveau van groep 3. Het meisje heeft een hulpverleningsgeschiedenis, waardoor de dyslexie niet eerder kon worden vastgesteld. Het gaat nu beter met haar, maar de ernstige mate van dyslexie zorgt in de schoolsituatie voor veel problemen. Omdat er sprake is van ernstige, meervoudige problematiek, komt zij niet in aanmerking voor vergoede dyslexiebehandeling. De weg naar een andere optie is niet eenvoudig te vinden; ouders kunnen geen remedial teaching betalen en school heeft onvoldoende mankracht en middelen in huis voor een passend, individueel aanbod. Ik beloof ouders uit te zoeken hoe we dit kunnen oplossen. Na een aantal weken en flink wat doodlopende wegen wordt duidelijk dat het bestuur, sinds de Wet Passend Onderwijs van kracht is, een potje heeft voor dit soort gevallen. Hieruit mag het meisje één uur per week, tot de kerstvakantie, door iemand met bevoegdheid en ervaring begeleid worden. Nadat ik dit bericht ’s ochtends hoorde, ben ik ’s middags direct met haar aan de slag gegaan; mijn handen jeukten!

Neem jij de regie?

Het nieuwe schooljaar is alweer een aantal weken bezig. Op de school waar ik werk wordt echter ieder jaar duidelijk, dat de zomervakantie niet voor ieder kind rust en ontspanning biedt. Een meisje uit de onderbouw heeft het erg moeilijk. Zij en haar broer vertonen al jaren gedragsproblemen, zij zit op het speciaal basisonderwijs, haar broer op het speciaal onderwijs. De moeder is onmachtig om voor de twee te zorgen, uit alle hoeken is hulp toegeschoten, maar het gedrag van de kinderen verbetert niet. Vorig schooljaar bleek moeder ernstig ziek te zijn. Om het nog ingewikkelder te maken, raakte ze opnieuw in verwachting. Vanwege de ziekte moest het kindje eerder gehaald worden, gelukkig maakt hij het goed. Broer en zus kunnen al deze gebeurtenissen niet goed verwerken, waardoor het gedrag verslechtert. Het meisje krijgt op school elke dag individuele begeleiding, zodat school een positieve ervaring voor haar blijft. Maar vooralsnog zit ze meer buiten de klas, dan in de klas. Van leren komt al tijden niets meer.

Hoe ga je om met dit soort schrijnende situaties? Wanneer grijp je in? Wij als school trekken voortdurend aan de bel. Er is een gezinsvoogd en hulpverleningsinstanties zijn betrokken. Je zou denken dat, met zoveel expertise die zich ermee bemoeit, dit gezin de benodigde hulp zou kunnen krijgen. Toch voelt dat niet zo, en neemt het gevoel van machteloosheid toe. Ik discussier met mijn collega’s over de oorzaak. Passend onderwijs? Te veel hulpverleninginstanties betrokken? Niemand die de regie neemt? Of durft te nemen? Te lange wachtlijsten? Bureaucratie? Instellingen die taken oppakken, waarvoor ze niet de juiste kennis in huis hebben? Ik weet het antwoord niet, waarschijnlijk is het een combinatie van al deze factoren. Hoe dan ook kan ik het niet achter me laten als ik de school uitloop, en hoop ik dat het nog lang geen herfstvakantie is.